“De ambulance bellen”, antwoordt onze jongste op mijn vraag wat hij zou doen wanneer hij tijdens een fietstocht iemand ziet vallen en merkt dat die ongelukkige stevig toegetakeld is. “Want die kunnen helpen.” Zo eenvoudig is het eigenlijk. Je doet dat voor een slachtoffer. Dus best ook voor jezelf als het nodig is. En toch is het voor de meesten onder ons pas de allerlaatste stap die gezet wordt: beseffen dat je hulp nodig hebt, die vragen, aanvaarden en ermee aan de slag gaan. Waarom?
Ik herinner me hoe ik in de laatste rechte lijn naar mijn crash tijdens de zoveelste slapeloze nacht halsstarrig volhield dat het wel over zou gaan, het zelf wel zou oplossen en anderen niet moest lastigvallen met mijn problemen. Die periode nog alle moeite van de wereld deed om een ander uit de sloot te sleuren waarin zij aan het wegzakken was. Ook al sloegen twijfel en wanhoop steeds feller toe en was dat nog nauwelijks te verhullen. Waarom is het voor een HSP zo moeilijk om de gave waarmee we anderen helen in te ruilen voor het aanvaarden van pleisters die we aangereikt krijgen door mensen die onze mentale schaaf- of snijwonden zien?
Het klopt dat een mentale malaise minder opvalt dan lichamelijke letsels. Een been in het gips verberg je nu eenmaal moeilijker dan een geblesseerd gevoel in je hoofd. Op krukken kom je ook minder snel weg met een twijfelende “ja” wanneer iemand vraagt hoe het met je gaat terwijl je ziel ziek is. Onder de oppervlakte van “Het gaat wel” schuilt misschien wel een “Ik weet het eigenlijk niet zo goed meer”. Het is pas wanneer we die onnodige schaamte overboord gooien en geloven dat het ok is om niet ok te zijn dat we klaar zijn om naar die helpende hand te reiken.
In mijn geval was er een flinke dosis trotse koppigheid, gekoppeld aan de angst om als introvert over emoties te praten en de vrees om mijn kwetsbaarheid te tonen en verder vertrappeld te worden. Een slak schijnt heel lang in zijn cocon te kunnen overleven, maar vroeg of laat droogt het zachte beestje uit, tenzij het de voelsprieten voorzichtig uitstrekt en van de oplossing drinkt die vlakbij ligt: beseffen dat iemand die goed lijmt ook zelf kan breken, aanvaarden dat het alleen niet lukt en ook niet hoeft.
“Wees sterk genoeg om alleen te staan, slim genoeg om te weten wanneer je hulp nodig hebt en dapper genoeg om het te vragen.” (Ziad Abdelnour)
Met dat toegeven heb ik lang geworsteld. Toen de dokter bij mijn eerste bezoek over een carrièrecoach sprak – het woord therapeut nam hij nog niet in de mond – ben ik er niet op ingegaan. Ging er van uit dat ik het in een tweetal weken zelf wel opgelost zou krijgen. Een maand later was dat nog niet gelukt. Nog een maand en een mislukte heropstart verder in de tijd botste ik pas echt op mijn grenzen en was ik eindelijk klaar om zijn advies te volgen. Ik voelde me zwak en realiseerde me toen niet dat die kwetsbare stap in feite de meest krachtige was die ik ooit gezet heb. Want het opende de weg terug naar mezelf.
Ik prijs me nog steeds gelukkig dat de connectie er met mijn therapeute meteen was en dat ze me zeer snel letterlijk en figuurlijk duidelijk maakte dat ik niet (meer) ademde. Die verbinding met de persoon waar je aanklopt, is van het grootste belang wanneer je jezelf (eindelijk) ont-hult. Ze liet me met mezelf aan de slag gaan en begeleidde me op de juiste manier. Ik vertrouwde haar mijn kwetsbaarheid toe, opende mezelf ook richting de mensen die mij graag zien en ontdekte het begrip hoogsensitiviteit via lezingen en boeken. Het leerde me dat mijn crash de louter professionele context oversteeg en er een extra laag rond mijn geworstel lag die ik tot dan enkel als introvert en (over)gevoelig kon omschrijven.
Dat zachte laagje rond je lichaam angstig weg willen krabben om (zogezegd) wat harder te worden en te overleven maakte plaats voor lef om de poriën naar de mooie eigenschappen te openen en te leven. Ook dat is een vorm van huidhonger, de nood om je geen vacht aan te meten die niet de jouwe is. Zo ontpopte therapie zich als de weg naar herwonnen authenticiteit. Dankzij die professionele begeleiding opende ik me ook meer richting de buitenwereld en gooide ik de tuinvrees die mij als slak in mijn cocon hield eindelijk overboord. In dat mooie biotoop ligt trouwens een manier om de zoektocht naar jezelf extra vorm te geven. Want in je verbondenheid met andere hoogsensitievelingen stimuleer je elkaar om de beste versie van jezelf (opnieuw) naar boven te halen. Die co-creatie bleek en blijft voor mij een belangrijke therapie.
Een slak tast voorzichtig de (gevoelsmatige) grenzen van haar kwetsbaarheid af.
Een mooi bewust worden van veel…met een prachtige
tekst die ik zeker ga onthouden! Dank voor het delen.
LikeLike
Het zou inderdaad makkelijker zijn als er een grote rode bol op je voorhoofd verscheen bij psychische klachten. Dat zorgde er misschien voor dat het gemakkelijker werd om het te begrijpen en zou het minder snel “weggelachen” worden en er daadwerkelijk over gepraat (kunnen) worden.
LikeLike