iKat

“Ik heb een kop van een dier gevonden, mama”, zegt onze jongste wanneer hij van de tuin tot in de keuken gewandeld komt. Vrouwlief-met-kuiltjes-als-ze-lacht gaat mee kijken, fronst even haar wenkbrauwen en vraagt hem dan: “Hoeveel cavia’s zitten er nog in de tuin?”. Dat zijn er duidelijk een paar minder. De onfortuinlijkaard is, of beter was dus een cavia. Die zachte knaagdiertjes liepen al een tijd samen met een aantal kippen vrij rond in de afgezette grasweide waar vroeger onze wolfachtige hond, de liefste Alaskan Malamute ter wereld, zich kon uitleven. Blijkbaar is de kleine viervoeter niet op tijd in zijn hok kunnen vluchten en heeft één of ander wild roofdier hem bij de nek gepakt. Helaas waren er al snel meer slachtoffers. Een aantal dagen later hebben we de enige overlevende veilig terug bij pa afgeleverd.

Zonder het goed en wel te beseffen, was dat onze eerste kennismaking met Carlos en Luis, de twee rosse katers van de buren van twee huizen verder. We kwamen erachter toen we op babybezoek gingen en met de buurman aan de praat geraakten over onze flink uitgedunde kudde cavia’s. Dat deed bij hem een belletje rinkelen. Want hij had recent op de mesthoop iets gevonden wat op het achterlijf van een witte mol leek. Eén van hun twee kleine tijgers had dus een prooi mee naar huis genomen. Wij zagen wel eens een kat bij ons rondlopen en hoorden ze ’s avonds over de houten poort langs de woonkamer klimmen. Maar we hadden er geen killer cat in gezien. De buren hadden schuldgevoelens. Wij een verklaring. Toch een memorabel moment. Waaruit we leerden dat witte mollen eigenlijk niet bestaan, op een heel uitzonderlijke albino na, en het begin van een zielstrelend knuffelverhaal.

“Je ziet elkaar beter met het hart. Waar het echt om gaat, is met het blote oog niet te zien.” (Antoine de Saint-Exupéry)

Je krijgt nooit een tweede kans op een eerste indruk. Dat hoor je wel eens tijdens een salestraining of als advies wanneer je jezelf sowieso al met knikkende knieën klaarmaakt voor een sollicitatiegesprek of al helemaal voor die date met het meisje van jouw dromen. Dat eerste beeld kan wel eens misleidend zijn. Een op dat moment onzichtbare valkuil. Het risico bestaat dat je jezelf niet meer van die eerste indruk kunt of wilt ontdoen en dat je op die manier personen – en ook situaties – al erg snel voorsorteert, volgens kleur, grootte of andere eigenschappen in het konijnen- of caviahok in je hoofd. Heb je jezelf als eens afgevraagd met welke mensen je de meest duurzame band opbouwt? Zijn dat diegenen die je in het begin van je sokken blazen en zich dan wel eens als minder fraai ontpoppen? Of eerder de laat ons zeggen wat grijze muizen die op het eerste gezicht niet of nauwelijks opvallen maar mooier worden naarmate je ze beter, echt leert kennen? Als je hen die kans tenminste geeft.

Hetzelfde geldt voor een bepaalde context waarin je zit. Oordeel niet te snel. Intuïtie is een sterke eigenschap, maar probeer zo nu en dan te objectiveren. Daarmee bedoel ik dat je best je persoonlijke emoties en veronderstellingen even parkeert en het landschap vanop een neutralere afstand bekijkt. Noem het de lakmoesproef van je perceptie. Waarmee je vermijdt dat je in jouw eigen waarheid blijft hangen en er misschien zelfs helemaal in vastroest. Stress en een overdosis adrenaline worden dan je deel, met de mogelijkheid om in een neerwaartse spiraal terecht te komen. In mijn boek heb ik dat thema verder uitgediept en ‘gedachtepropaganda’ gedoopt. Als blijkt dat je buikgevoel toch juist zat, is dat prima en een schouderklop waard.

Carlos en Luis bleven – net als de buren 🙂 – trouwens welkom. Hun jachtinstinct was blijkbaar nog erg actief omdat het geen huiskatten zijn en ze altijd buiten leven. Af en toe zelfs op de vlucht voor de bruine jachthond die over het grondgebied daar waakt. We hoorden en zagen ze ook steeds meer. Het viel ons naarmate onze ogen elkaar vaker kruisten ook harder op dat ze beiden heel veel weg hebben van onze vroegere nog flinker uit de kluiten gewassen rosse kater. Dat was de vleesgeworden versie van Garfield,  een echte pluk-de-dag huiskat. Ook hun blik, die wat lichtjes knipperende ogen waarvan een bepaalde wijsheid uitstraalt. En die typische zithouding als een sfinx alsof zij de plak zwaaien en heersen over de denkbeeldige piramides in onze tuin. Het woord reïncatnatie rolde wel eens over de lippen.

Met de tijd groeide ook de band. Het werd al bijna normaal dat we ze elke dag zagen, ook al was er van dichtbij komen, laat staan aanraken nog lang geen sprake. Maar dat veranderde. Het heeft iets weg van een traag liefdesverhaal. Op een bepaalde dag zien we dat er bij de buren een bordje ‘Te koop’ staat. We raken er met hen over aan de praat en blijkbaar twijfelen ze om de katten mee te verhuizen. Ze voelen zich thuis in hun eigen omgeving en met de hond klikt het niet al te best. We werpen ons op als adoptieouders. Want zouden ze al missen. En zetten vanaf dan al eens een potje met een mix van water en melk klaar. Dat is beter dan enkel melk, heb ik van een collega geleerd die heel erg met dieren begaan is. De lichtgekleurde – Luis – komt al snel tot heel dicht bij de grote schuifraam en de achterdeur. Carlos aarzelt wat, is duidelijk de schuchtere van de neefjes – ja hun moeders zijn zussen.

“Als ik met mijn kat speel, besteedt zij misschien eerder tijd aan mij dan ik aan haar.” (Michel de Montaigne)

Op een dag hurk ik bij het kommetje melk terwijl Luis drinkt. Ik raak hem pratend aan. Hij snelt een paar meter weg. Maar komt terug. Drinkt verder. Ik raak hem opnieuw aan. Hij blijft staan. Het vertrouwen is er. Het doet me denken aan de ervaring van John Dunbar alias Dances With Wolves in de gelijknamige film wanneer hij vriendschap sluit met de wolf Two Socks. Ik neem wat afstand. Hij volgt en duwt zijn kopje en lijf tegen me aan. Hij knuffelt. Een dag later zit hij bij me op schoot en zet hij zijn nagels in mijn badjas. Met die nagels nam hij eerder de cavia’s te grazen. Nu staan die wapens symbool voor een gevoel van veiligheid en vertrouwen. Hij nestelt zich heel snel bij ons allemaal. Een week of twee later volgt Carlos.

Foto: Annik Loodts

Als we thuiskomen, zitten ze te wachten of komen ze aangesneld. Ze herkennen vast en zeker de geluiden. Onze contouren. Onze geur. ’s ochtends schuifelen ze zich op de drempel van de achterdeur tegen elkaar aan. Als we die openen, miauwen ze zichzelf net niet naar binnen. We vinden ze steeds meer op hun plekjes in onze biotoop. Op de grote houten tafel onder de platanen die nog winterslapen of het kleine bijzettafeltje tussen de ligstoelen. Languit in de lichtbloeiende maagdenpalm achter de groene buxushaag. Op het kussen dat we klaargelegd hebben. Soms vertederend samen. Liefst luierend in de zon. Als echte leeuwen. Maar dan de schattige versie.

Ondertussen is de adoptie rond. Ze krijgen het hok waar onze hond vroeger de nacht doorbracht. Met onze kippen lijken ze aardig op te schieten, dus voor ons dagelijks eitje vrezen we niet. Stel jezelf eens zo’n gevederde snaveldrager voor
met een rode kam die je enkel ziet als je flink omhoog kijkt. In muizenland stijgt vermoedelijk de paniek en worden angstberichten getweet. De tuinvogels keuren in ieder geval net als de voorbije jaren fluitend de nestkastjes die we her en der opgehangen hebben. Heerlijk om eindelijk terug met die geluiden wakker te worden.

Het verhaal van een aangekondigde gezinsuitbreiding. De namen Carlos en Luis kennen we trouwens nog niet zo lang. Luis zal voor ons misschien wel Oxy blijven. Want zo noemen wij hem al een tijd. Naar het knuffelhormoon Oxytocine, dat aangemaakt wordt bij een goed gevoel dat je geeft of krijgt, bijvoorbeeld aankijken, aanraken, knuffelen en, jawel, vrijen. Een hoog gehalte staat symbool voor vertrouwen en verbondenheid. Daarnaast is het belangrijk bij de hechtingsband tussen ouder en kind. Tocine klinkt misschien nog vreemder voor Carlos. Dus daar zijn we nog niet uit. Eigenlijk is het ook niet belangrijk, zolang er maar geknuffeld wordt.

Endo is misschien nog een optie, naar endorfine, wat ik het aaihormoon zal noemen. In de tijd dat onze kater er nog was en ook vroeger thuis – eigenlijk hebben we als kind altijd poezen gehad, ook al mochten ze van ma eigenlijk niet binnen – vond ik het enorm rustgevend om een pelzige vriend te aaien. Een blik in de ogen van een spinnende kat is zo kalmerend en beschouw ik ondertussen als pure mindfulness. Want je bent in het moment en laat eventuele gedachten los. Je lichaam ontspant en je hoofd ontspint. Onderzoek toonde aan dat bij het strelen endorfine vrijkomt, die je weerstand verhoogt, je bloeddruk verlaagt en je hartritme doet dalen. Het is goed voor je gemoed. Een natuurlijke stressremmer.

Dus als je nog eens overprikkeld bent en overloopt van adrenaline terwijl je bijvoorbeeld op je iPad nog snel mails aan het checken bent, schuif die aan de kant en swipe eens over een iKat. Het werkt. En als de kat van huis is? Dan weet je nu dat er nog manieren zijn om aan oxytocine en endorfine te geraken.

4 reacties op “iKat

  1. Heel mooi geschreven , zo ook een mooi avontuur en zo liefdevol hoe je over dieren schrijft en zelfs de menselijke behoefte voor aanraking en aan kunnen raken is leuk omschreven . Zo waar allemaal !

    Geliked door 1 persoon

  2. Vertederend mooi verhaal! Alleen jammer dat het voor de cavia’s niet heeft mogen zijn… De wet van de sterkste. Een instinct hou je niet zomaar tegen. Net als schrijf- en lentekriebels, die ik in dit stukje duidelijk aanwezig voel 😀

    Like

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.